Een verkort reisverslag van de vogelreis 14 t/m 25 september 2013
-De openheid van de mensen -Het woeste landschap met zijn vergezichten en vele vogels
-De armoede, de plasticvervuiling, de verlaten Sovjetfabrieken en kolchozen de met bloed geschreven geschiedenis
-Het heerlijke eten met veel koriander en noten
-De wijnkelders en inmaakpotten die bijna iedereen heeft
Heel vroeg in de ochtend komen we, moe maar vol verwachting, aan op het vliegveld van Tbilisi. Als we allemaal onze koffers van de band hebben gehaald – altijd spannend, zeker met de overstap in Istanbul – stelt Jos ons voor aan onze gids, Gennadi, een goedlachse, rondbuikige Georgiër, die uitstekend Nederlands spreekt. Allereerst wisselen we wat euro’s voor lari, de Georgische munteenheid. Als we om 11 uur het hotel uitlopen zien we al meteen een paar kuifleeuweriken. In Nederland is de laatste van dit soort vorig jaar uitgestorven maar hier zullen ze nog in overvloed aanwezig blijken te zijn, evenals de puin- en vuilnishopen waar ze op zitten trouwens(!)
We zien in korte tijd veel vogels, zoals kleine klapekster, paapje, Aziatische roodborsttapuit, oostelijke blonde tapuit, rotsmussen ……………. en we ontdekten tot onze grote verbazing, in de bosjes naast het veld een griel. Ook ziet Danny o.a. een argusvlinder en vele blauwtjes. Na een verrassend goede en uitgebreide lunch gaan we in het rode busje om wat van de omgeving van Tbilisi te zien. De eerste steppebuizerd wordt enthousiast bekeken, maar later ontdekken we dat ze heel algemeen zijn in Georgië tijdens de trek. Als je een buizerd ziet, is het bijna altijd een steppebuizerd. Net zoals de Armeense meeuw, die in Georgië is wat bij ons de zilvermeeuw is.
Vardzia en Rabath naar Bordzomi
Frans en Jettie zien alsmaar waterspreeuwen en ook de grote gele kwik. Tevens wordt een sperwer in glijvlucht vlak over de grond waargenomen; Jos vertelt dat dit een balkansperwer was (spitsere vleugels). Langs de weg met snelstromende beekjes met begroeide oevers en veel kale rotsen daarboven zien/horen we ook nog de nachtegaal, baardman (!), grasmus, groene fitis en de Kaukasische bergtjiftjaf. We stoppen nogmaals en als we de berg op klauteren zien we heel indrukwekkend een steenarend met jong cirkelen en rotszwaluwen rond de piek. Het wemelt er ook van de vlinders, die op de koemest afkomen: oa Grote boswachter. De volgende stopplaats is Vardzia, een grottendorp, gebouwd in de 11e eeuw door de legendarische koningin Tamara, eveneens ter verdediging tegen de Turken. Het is een complete stad, in de rotsen uitgehakt. Rondom de rotsen scheren, al spelend in de wind vele rotszwaluwen; we kunnen ze prachtig bekijken. Hun nesten zien we tegen de rotsen aan hangen. Ook vliegen er enkele huiszwaluwen tussen en we zien een prachtige blauwe rotslijster, de grijze gors en we horen het luide, kenmerkende geluid van de rotsklever: wi-JUU wi-JUU wiJUU, tuul-tuul-tuul. In zicht krijgen we hem niet. Na enig zoekwerk met de kijker omdat we rotszwaluwen volgen, zien we een grot hoog boven de weg met witte poepstrepen, typisch voor de plek van een oehoenest. In de namiddag passeren we nog twee oude forten en dan rijden we een mooi, weids aangelegde stad in: Borjomi. Ons hotel ligt in het hoog gelegen Bakuriani, een luxe ski/kuuroord.
Nationaal Park Borjomi
Voor het ontbijt (half 7), het is nog schemerig, maken we een wandeling in de vallei waar Bakuriani in ligt. Er vliegen boomvalken met een luidruchtig jong rond. Maar ook zien we kieviten, een grote bonte specht, grauwe klauwier, glanskoppen en een groepje kruisbekken. Het Nationaal Park Borjomi wordt ook wel “Klein Zwitserland” genoemd vanwege zijn beboste hellingen met merendeels groene, bloemrijke weiden. Er komen honderden groepen vogels over. Vooral veelsteppekiekendieven, enkele bruine kieken, wespendieven, en zwarte wouwen. Ook torenvalken blijken te trekken en natuurlijk boomvalken. Maar ook kleine vogeltjes als graspieper, boompieper, duinpieper, waterpieper en roodkeelpieper horen we veel; d.w.z. Jos kan hen aan de roep herkennen en dan is het nog een kunst om ze met het oog te ontdekken. Ze vliegen vaak alleen of in kleine groepjes; een enorme inspanning voor zulke kleine vogels in de eeuwigdurende wind over de kam. Vaak vliegen ze zo laag dat ze door het gras scheren. Heel indrukwekkend is een enorme groep bijeneters en groene bijeneters die langs de rotshelling omhoog klimmen tot ze erover heen kunnen. Prachtig om te zien in het zonlicht, die kleuren. We zien een aantal spelende alpenkraaien met hun opvallend rode gekromde snavel. Op 200 meter hoogte ligt een meer met een dorpje op een uitstekende punt aan een baai: Tabatskuri. De berghellingen aan de overkant van het meer zijn indrukwekkend maar kaal. Als we ernaar staan te kijken komt ineens een bel van wel 100 buizerds aan met een paar zwarte wouwen. Ook fratertjes in grote groepen met kortteenleeuweriken ertussen. En een grote groep isabeltapuiten. Beneden in het dorp lopen we via het meer naar de kerk. Veel kneutjes, putters en sijsjes en de gele balkankwikstaart. In het meer dobberen tientallen geoorde fuutjes.
Batumi
In Lanchkhuti, een bedrijvig stadje ten zuiden van het Nationale Park Kolkheti, stoppen we om te lunchen. Vlakbij de afslag naar Batumi zien we van heel dichtbij een cirkelende schreeuwarend. Het blijkt een hele ‘bel’ vol met allerlei arenden en buizerds, ook dwergarenden en een bastaardarend! Vanuit ons prachtig (hoog) gelegen pension is de zee eveneens te zien. Vanaf het terras op palen kun je uitstekend vogels observeren. Al meteen bij aankomst zien we een groep bijeneters overkomen, prrúú prúú roepend.
Als het wat minder regent, gaan we via Batumi naar de zee. Bij een grindwinning zien we veel ooievaars, allerlei reigers (grote en kleine zilver, purper, ralreiger en kwak) maar ook hele hordes meeuwen. We zien nu eens niet de veelvoorkomende Armeense meeuw maar wel geelpootmeeuwen en dwergmeeuwen, lachsterns, grote sterns en reuzensterns. Als we goed zoeken vinden we in de delta kleine en bontbekplevier, watersnip, bosruiter, oeverloper, bonte strandloper, kemphaan en slechtvalken die het een en ander proberen te verschalken. Daardoor vliegt er geregeld waterwild op en kunnen wij dat bekijken. Op een vuilnisbelt, ten dele overwoekerd door bramen, zien we allerlei soorten kleine zangers die bij ons algemeen zijn maar hier nog niet eerder gezien, en bovendien de kleine zwartkop, gekraagde roodstaart en nachtegaal. Aan de haven zien we, schuilend onder een afdak dwergsterns, dwergmeeuw, kleine mantelmeeuwen, visdief, zwarte stern en ijsvogeltjes. Bovendien zien we de zomertortel en de blauwborst.
Bij de Zwarte Zee regent het nog steeds, daarom gaan we een dag eerder terug naar Tbilisi, want daar is het mooi weer. De koffers staan gepakt, er zijn weinig vogels te zien. Het afscheid is hartelijk. Onderweg daarentegen, zien we op een plek waar veel waterbuffels en paarden grazen heel veel bruine en steppekiekendieven die uit het moeras omhoog cirkelden, maar ook weer enorme ‘snelwegen ‘vol verschillende arenden en buizerden. We spotten twee nieuwe soorten: houtduif en slangenarend. En we zien vele meerkoeten, tafeleenden, dodaarzen, futen en geoorde futen op het grensmeer. Erboven jagen zwarte en witvleugelsterns.
Op de ochtend van vertrek komt Jos met zijn hoofd om de hoek van de deur van onze slaapkamer. `Massale roofvogeltrek!` Er staat een straffe wind uit het oosten en de vogels zeilen soms achterste- voren naar de kust, al cirkelend om hoogte te winnen. Er is niet veel tijd meer want we moeten zo vertrekken, maar nog één keer staan we daar allemaal met de kijker op het balkon van het pension de lucht in te turen en te genieten van dat verbazingwekkende fenomeen van de vogeltrek.
Een paar uur later zullen wij ook de lucht in gaan, in een heeeele grote metalen vogel!
Danny van Assendelft