Reisverslag Georgië september 2014

Verslag van de reis naar Georgië 18 -29 september 2014 met Kaukasus Plus Reizen

… de Kaukasus, dat is altijd onpeilbare schoonheid en overal even overweldigend... het is in meer dan één opzicht een land dat verbazend genoeg nooit een breuk in zijn ontwikkeling heeft gekend, een land dat ook nu nog aards is en niet in een soort van abstractie is vervluchtigd, een land van amaranten kleuren en alledaagse werkelijkheid, hoe groot de huidige ontberingen ook mogen zijn. Toen we dit aspect van Georgië begonnen te zien stonden we ondanks onszelf versteld over wat we samen met jou beleefden, alsof het land een niet te duiden legende was.

Boris Pasternak in een brief aan de Georgische dichter Paolo Jasjvili, juli 1932. Jasjvili pleegde zelfmoord tijdens de zuiveringen van 1937

Donderdag 18 september.
Het is een warme dag als we om half drie opstijgen in Schiphol. Amsterdam ligt onder ons te schitteren in al zijn waterigheid.Net aan de gate G4 hebben we met iedereen van de groep kennis gemaakt. Sommigen zijn al in Georgië geweest, de meesten nog niet, dus het wordt een spannend avontuur. Voor mij is het mijn eerst vogelreis maar het land zelf heeft ook een sterke aantrekkingskracht. Er is veel gebeurd sinds de onafhankelijkheid, wat is er nog over van de ooit zo dominante Russische heerschappij? Op de luchthaven Istanbul Sabiha Gökcen is geen tijd om baklava te eten of lokum te kopen, want we moeten ons haasten naar de transitzone, de douane en vervolgens door naar onze volgende vlucht naar Tbilisi. Het is grappig om te zien dat we in hetzelfde vliegtuig als daarnet plaatsnemen, alleen komen we binnen via de achterdeur. De stewardessen glimlachen verbaasd, maar we zijn natuurlijk van harte welkom. Naast ons zit een man uit Tbilisi. We raken al snel in gesprek en bij wijze van inleiding op de Georgische gastvrijheid haalt hij na een uurtje een fles cognac uit zijn bagage. We leren heildronken uit te brengen op alles wat we belangrijk vinden, de vogels, de vrijheid, de vrede. Het is al nacht als we na een onvertogen vlucht landen in het duister van de stad. De bagage van Soan Lan blijkt ergens anders op de wereld aan het reizen te zijn, een tegenvaller, ondanks al die heildronken (eentje op onze bagage hebben we ook niet uitgesproken). Men belooft dat alles goed komt, mits we wat geduld oefenen. Jos en Gennadi staan ons op te wachten in de hal.  Er rest ons niets anders dan ons hotel op te zoeken en even alle indrukken aan de kant te zetten voor een intens slaapje.

Vrijdag 19 september
In de vroege ochtend had ik toch maar mijn oordopjes in gebruik genomen, er vloog nl. een zoveelste vrachtvliegtuig laag over, de luchthaven is hier heel dichtbij.
Het ontbijt is verrassend luxueus, verse zachte roomkaas, zoute beetgare kaas, en zout brood, een al te gekke dragonlimonade, het populaire nationale drankje, waar heel veel varianten in verschillende smaakjes van bestaan: peren, limoen, appel, vanille. We raken er tijdens de reis al snel aan verslaafd. Er is oploskoffie, of een theetje. Vaak wordt er sterke Turkse koffie gedronken, de 'gewone' koffie zoals wij die kennen moeten we nu even vergeten. We starten deze dag met een tochtje naar het meer aan Tbilisi, een heel groot meer dat ook als drinkwatervoorziening dienst doet en in de schroeihete zomer aan vele dagjestoeristen verkoeling biedt. Het valt ons op dat er heel veel plastiek afval ligt rond het meer. De hele reis zullen we hiermee geconfronteerd worden.

Het is soms erg schrijnend. Het weer is niet zo best, beetje fris met een motregentje. Onze eerste verrassing van de dag is een troep Steppevorkstaartplevieren. Het moeten er volgens de telling van Jos een hondertal zijn. Geduldig staan ze aan de oever te rusten, vandaag laten ze de trek maar voor wat het is lijkt het. Tussen de plevieren zien we Witvleugelsterns. Er vliegen regelmatig Steppebuizerden en Steppekiekendieven over.
Even later houden we halt langs de rand van de weg om wat struiken nader te bekijken: er zit een troepje kleumende bijeneters die met zijn allen dicht tegen elkaar zijn aangekropen. Alle bekken wijzen dezelfde kant op, geen insect te bekennen met dit weer. De regen die op hun kopjes valt glijdt in druppels langs hun kleurige lijfjes naar beneden. In de begroeiing daar rond spotten we ook Grauwe Klauwieren en Aziatische roodborsttapuiten.

We maken verder een rit terug door de stad en passeren een groot blok verpauperde woonblokken waar volgens Gennadi al meer dan twintig jaar vluchtelingen uit Abchazië verblijven. Na de onafhankelijkheid wou dit noordwestelijk deel van Georgië zich tot onafhankelijke republiek uitroepen; ze hadden altijd al een soort van eigen staat gehad tijdens het Stalinbewind. Er is in 1992 een burgeroorlog uitgebroken waarbij veel mensen naar Tbilisi zijn gevlucht. We rijden zuidoostwaarts, richting Rustavi, langs de belangrijkste verbindingsweg met Azerbeidzjan. Deze stad is na de tweede WO uit de grond gestampt om de arbeiders te huisvesten die in de nabijgelegen ijzer- en staalfabrieken gingen werken. Veel van deze fabrieken zijn nu in onbruik, daar maken we in de namiddag kennis mee; op een oneindig stuk land staan overal karkassen van wat ooit enorme industriële complexen moeten geweest zijn. Nu is bijna alles verlaten, vernield of ontmanteld. De oude buizenleidingen liggen er nog, de grond is wellicht vervuild. Sinds de Russen weg zijn uit Georgië is niets gedaan om de betonnen fabrieken op te ruimen. Het ziet er troosteloos uit maar omdat er veel riviertjes en poeltjes zijn is dit hier een ideale plek voor trekvogels.

Eerst gaan we eten in de stad, weer in een typisch Russisch restaurantje met een aparte kamer om een groep rond een lange tafel te plaatsen. We krijgen lekkere bouillonsoep, met kazen, kip, aubergines en paprika's. Teveel om op te noemen, we doen ons best om de tafel wat leger te maken. Nadien maken we nog wat foto's van flatgebouwen en omliggende straten. Het ziet er niet florissant uit, hier en daar zielige magere honden die zich snel uit de voeten maken als wij eraan komen. Uit hoge raampjes zwaaien vrouwen en kinderen naar ons. Zoals gezegd gaan we daarna in de industriezone op zoek naar vogels. Het heeft wel erg veel geregend de laatste dagen, sommige randen aan de weg zijn 

overstroomd. Af en toe zien we grote boerderijen, met veel stallen eromheen. Wellicht zijn dit vroeger de typische kolchozen geweest. Het vee dat in de zomer in de bergen verblijft overwintert hier. Er stromen overal beekjes en er is veel rietbegroeiing, door zijn verlatenheid herbergt dit moeras-steppelandschap veel trekvogels. Er is altijd wel een telefoondraad om op uit te rusten, of een eenzame elektriciteitsmast om een dutje te doen. De bijzonderste waarnemingen voor mij: Schreeuwarend, Keizerarend, Roodpootvalk, Draaihals, Balkankwikstaart, Kleine Torenvalk (minimaal 100!) en minstens 2400 Steppevorkstaartplevieren. Daarnaast nog vele anderen. Het begint langzamerhand te schemeren, een man heeft minder vredelievende gedachtes over vogels en knalt er lekker op los in de rietpartijen. Terug in de stad doen we een poging om te pinnen. Dit blijkt niet voor iedereen te lukken: sommige kaarten worden niet aanvaard. Gelukkig hebben we ook niet erg dringend behoefte aan lari's, zo heet de Georgische munt. Het avondmaal is weer uitbundig en rijkelijk overgoten met limonadedrankjes en wijn. Gennadi komt met het geruststellende nieuws dat statief en rugzak van Soan vanavond zullen binnenvliegen. Dit positieve nieuws zorgt ervoor dat we nog meer grapjes over het onderwerp verzinnen.

Zaterdag 20 september Tbilisi-Alkalkalakhi
Om half acht is iedereen beneden met de bagage en kunnen we gaan ontbijten. Er is deze keer lekkere honing, sloffenbrood, verse roomkaas, thee; een prima start van de dag.
Onze eerste vogelspotting is wel erg apart. Hiervoor rijdt chauffeur Nico ons hartje Tbilisi in. In het lage centrum, langs de drukke, met oude platanen begroeide boulevard, stroomt de rivier de Mtkvari. Op de brede stoep kunnen we moeiteloos onze telescopen installeren om naar de overkant van de rivier te turen; langs de stenige rotswand groeit bamboe en staat af en toe een klein boompje. Hiertussen in heeft zich een uitgebreide Kwakkenkolonie gevestigd. De jongen van dit jaar zijn nog duidelijk in hun onvolwassen kleed en hebben soms de meeste moeite om rechtop te blijven staan op de dunne takjes, maar ze zijn prachtig. Ze zijn helemaal niet mensenschuw en laten zich eindeloos bekijken. Er flitst af en toe een IJsvogel door ons beeld heen en weer, bedrijvig als altijd. Ook hier lijken vogels zich niet te storen aan alle plastiekrotzooi die bewoners het water in gooien en die nu de oevers decoreert. Als we genoeg hebben van deze kwakkenkolonie worden we weer opgehaald door het busje en reizen we verder, het dal van de stad uit. Als we aan de rand van de kom zijn, hebben we een mooi zicht op Tbilisi, dat we helaas niet hebben bezocht. We merken plots dat we hogerop in de bergen aan het rijden zijn; het wordt kouder maar het ruikt ineens heerlijk naar bos en dennen. We stoppen diverse keren tussendoor, horen Boomklevers en spotten ook opeens roofpieten die van achter de bergrug zijn komen aanvliegen en met elkaar in een opstijgende spiraal een kleine 'bel' tot stand brengen. We volgen ze lang, tot ze verdwijnen in de wolken.

Het landschap wordt weids en oneindig groen glooiend. Volgens Soan lijkt dit erg op de steppen van Mongolië. Een vrouwtje Grauwe Kiek houdt ons plots in de ban. We zien ook Arendbuizerden, Scharrelaars en Balkansperwers. Soms zitten ze gewoon in de weide of op een hooiberg en laten zich goed bekijken. We lunchen in een Armeens restaurantje, er is een grote barbecue geïnstalleerd om de vleesspiezen te roosteren. In een emmer liggen forellen klaar om gebraden te worden. In een aanpalend weilandje stroomt een beekje waar veel kikkers te zien zijn. In het tuintje ernaast spotten we nog net een Kleine Vliegenvanger en Gekraagde Roodstaart.
Na de maaltijd rijden we door uitgestrekte glooiende berglandschappen van de Kleine Kaukasus of Anti-Kaukasus. In de verte trekken af en toe enorme kuddes koeien voorbij, hun aantallen zijn niet te tellen. Af en toe rijden we langs kleine bergdorpen, die er armoedig uitzien. Toch zien we er vrolijk babbelende vrouwen die in een fris zonnetje nog even samen zitten op een bankje. Overal is hooi opgeslagen, mestkoeken liggen op hopen klaar voor de winter op de erven. Kinderen spelen vrolijk tussen de huizen. Het is een prachtige omgeving, maar de winter is hier waarschijnlijk koud en guur. Wellicht ligt er maandenlang ijs op de meertjes die nu nog zo blauw en schitterend in de avondzon glinsteren.

Akhal'kalaki is een kleine stad niet ver van de Armeense grens. We slapen hier vanavond in een stijlvol hotelletje. Er is een gigantische marmeren trap die naar een gigantische kristallen kroonluchter leidt. Alle kamers blijken anders ingericht, op de bedden liggen nog ouderwetse warme wollen dekens. Vol verbazing gaan we op stap en vergeten onze vieze schoenen uit te trekken. De volgende dag worden we verzocht om deze uit te trekken voor we op interne excursie gaan.
's Avonds rijden we naar een restaurantje in de stad waar heerlijke kebab met vette frietjes geserveerd wordt. We drinken zware rode Georgische wijn, een mooie afsluiting van de dag. Of nog niet helemaal want Soan Lan heeft vandaag haar spullen terug. Daar heeft Gennadi allemaal voor gezorgd. Nu kan ze straks eindelijk weer haar pyjama aan.

 

Zondag 21 september: Akhal'kalaki – rondrit Armeense grens – Ninotsminda
Jos is blij als we voltallig op stap gaan bij deze vroegemorgenexcursie. Ook hier is het zondag, niemand te bekennen, alleen een fanatiekeling rent rondjes om het parkje, waar we trouwens weer de Kaukasische Bergtjiftjaf en Kleine Vliegenvanger spotten. Verderop, in het midden van een houten hangbrug over een kloof, komt een opa zijn huilende kleinkind showen. Het blijkt even later de vader te zijn, zo probeert hij het ons uit te leggen. Een oude vrouw die hem gevolgd was geeft hem een uitbrander (!@%&**). Wellicht maant ze hem naar huis te gaan, het kind is nog maar een boreling en krijst het hele dalletje bij elkaar van de honger. Te midden van dit tumult zeggen Soan Lan en Matthijs een vos te zien scharrelen tussen de fruitboompjes onder ons. Niemand gelooft hen, we denken dat het een bleke hond is. Jos echter zegt dat het best kan, vossen zijn hier anders getint dan bij ons. Het dorp wordt wakker, uit sommige huizen stapt af en toe op serene wijze een koe naar buiten. Blijkbaar is dit een vast ritueel; de dames gaan nog even op zoek naar smakelijke bloemen aan de kant van de weg vooraleer ze worden opgehaald door een herder. Tegen betaling trekt hij met de kudde door de omliggende bergen om ze te weiden. Op een telefoondraad die boven een rij bijenkorven gespannen is zit een keuvelende bende bijeneters te wachten op hun ontbijt. Het vliegt ze zomaar in de bek en daar zijn de eigenaars niet zo blij mee. Op de terugweg zien we nog kruisbekken en sommigen de mysterieuze draaihals. Het is een prachtige ochtend, de zon breekt door een wolkenlaag heen, misschien vandaag wel een dag met grote vogeltrek? Het hotel heeft een heerlijk ontbijtje voor ons klaar, waaronder heerlijke, in boter gebakken omelet.

Vandaag toeren we rond in het zuidelijke deel Dzjavachetië, nabij de grens met Armenië. Het is een gebied met rotsige bergen, groene alpenweiden en tal van meertjes en maakt deel uit van de Kleine Kaukasus. We nemen een afslagje langs een dorp aan een meer, waar we de auto moeten achterlaten. Men is de weg aan het verharden en overal zijn kuilen en hopen zand en steenslag. Het is zondag in dit dorp en dat kan je zien; mannen in pak en glimmende schoenen staan keuvelend buiten. Gezichten waar een zwaar leven op getekend staat, en toch is iedereen vriendelijk.

Aan het meer zien we Zwarte Ibis en Reigers, Roodhalsfuten, Geoorde Futen. In het riet zien we het schichtige, maar schitterend mooie Porseleinhoen. Een Poelruiter verslindt een kikker die aanvankelijk veel te groot lijkt maar uiteindelijk met veel trekken en duwen toch naar binnen gewerkt wordt. Wanneer we na een paar uur uitgenodigd worden voor snoepjes met Turkse koffie bij een boerderij, spot Tineke een Draaihals van heel dichtbij. Ze is door het dolle heen, het beest heeft ook een rustdag en laat zich vervolgens onafgebroken bekijken in een fruitboompje.De hele dag zwerven we rond in het gebied rond Ninotsminda, overal zijn meren en het zit vol eenden en watervogels. We hebben ook het geluk om Kaukasische kraanvogels en ooievaars te zien. Ook hebben we schreeuwarenden, een dwergarend en een slechtvalk gezien. 's Avonds eten we in het restaurantje langs de weg waar we die middag ook al geluncht hadden.

Maandag 22 september: op naar Bakoeriani – met tussenstop Vardzia.
We ontbijten in restaurant Garni, dat we inmiddels al kennen van vorige stops. Het is een mooie zonnige ochtend en vandaag gaan we hogerop. Eindbestemming is het Bordzjomi-Chragaoeli Nationaal park, het is hooggelegen gebied met alpenweiden en bergtoppen, zoals de Sametschavareo (2642m).
We hebben diverse stops, o.a. eentje met een originele brug over de rivier: een prachtig groengeel verkleurd afgedankt treinstel. Het is het gebied van rotsklever en rotslijster, beiden goed te spotten, de waterspreeuw doet zijn best, tussen alle plastiek flessen door langs de oevers. We zien ook een nieuwsgierige steenarend die zich vastklampt aan een rotsrichel, door de telescoop kan je zijn grote scherpe bek zien.
Het dal wordt nauwer en spectaculair met zijn opgestuwde bergwanden, allerlei soorten gesteenten in gestolde motieven schuiven voorbij, de rivier, een zijtak van de Mtvkari stroomt bruisend in de diepte. Uiteindelijk stoppen we in het legendarisch Vardzia. Prima plek voor onze groepsfoto. Dit grottencomplex stamt uit de 12de eeuw en was ook het belangrijkste religieuze centrum van Zuidwest-Georgië. Ooit was dit een toeristische trekpleister tijdens het Sovjet-bewind. Het is een prachtig plekje om te lunchen, we krijgen gebakken forelletjes, waar ook de lammergier lucht van krijgt, heel even laat hij zich zien en verdwijnt dan weer achter de bergtoppen. Met Gennadi, Jan en Soan Lan gaan we de grotten in, een ideale plek om de rotszwaluw te bekijken. Er zijn nog diverse nesten, maar allen zijn al vliegvlug. Vanuit de rotsspleten kijken ze ons verwonderd aan, de hele wandeling vliegen wel duizenden zwaluwen langs en over ons heen. In het oeroude grottenkerkje (de pope is per mobiel opgetrommeld om de deur open te maken) moeten mijn ogen wennen aan het duister, maar als in een sprookje lichten opeens de met bladgoud versierde iconen op. Er is een prachtige fresco van prinses Tamar, die mild lachend op ons neer kijkt, haar mantel versierd met edelstenen. We branden een honinggele waskaars voor het heil van alle mensen en de pope, een man met een arendsneus en donker krullend haar half in een knotje, heeft de hele tijd geduldig staan wachten tot we uitgekeken waren. Hij sluit het kerkje vervolgens weer af met een gigantische sprookjessleutel.

We vervolgen de weg en raken niet uitgekeken op dit steeds maar wisselende landschap. In de namiddag rijden we eerst door Bordzjomi, plek met een nationaal bekend mineraalwater. Daarna op naar Bakoeriani, op 1700 m hoogte. Het is het tweede grootste skidorp en zo ziet het er ook naar uit. In de homestay waar we die avond zullen slapen, is men alvast begonnen met bakken en eten te bereiden. Ook hier weer heerlijk eten, notenslaatjes, spinazierolletjes en lekkere kaasbroodjes. Soan Lan heeft last van de hoogte en gaat meteen slapen.

 

Dinsdag 23 september: Tabatskuri en verdere omzwervingen
Op de vroegemorgenexcursie wordt de Roodvoorhoofdkanarie gespot. Jammer voor mij, ik had afgezegd voor deze wandeling. Vandaag hebben we een lange busrit voor de boeg, we gaan hoger de bergen in en houden rekening met de extra tijd die nodig is voor paspoortcontroles op de berg: een militaire post is opgezet om iedere passagier te controleren. De plek heeft strategisch belang, er passeert namelijk een kilometerslange gasleiding vanuit Azerbeidzjan door het land. Wanneer we dit punt bereikt hebben gaan we even verderop zitten. Het is een prachtig uitzicht, misschien wel een van de prachtigste panorama's van de reis. We kijken uit op de besneeuwde pieken van de Hoge Kaukasus, die volgens Jos niet zo vaak te zien zijn omdat ze steeds in nevels en wolken gehuld zijn. Nu is het prachtig weer maar er is nog steeds geen massale trek waar te nemen. In het gras wel veel Waterpiepers, Turkse Fraters en Kneuen.

Na meer dan een uur wachten en na nog wat indrukwekkend uitziende telefoontjes vanaf de militaire post, krijgen de 'hollandskis' toestemming om verder te rijden. We worden uitgezwaaid door de met kalasjnikovs bewapende soldaten. Midden in de blauwgroene bergen ligt het dorp Tabatskuri, aan het gelijknamige meer. Eerst gaan we picknicken aan het water, ondertussen kunnen we de Geoorde Futen observeren die hier massaal aanwezig zijn. Er schijnt vis te zijn toegevoegd in het meer, om het voedselaanbod voor de mensen wat te verhogen. Misschien dat daardoor zoveel futen te spotten zijn? Ook hier is het leven in de winter geen pretje, ver afgelegen, vijf maanden sneeuw. Iedereen houdt kippen en koeien en schapen. En iedereen heeft een voorraad hout voor de deur liggen, alleen zijn hier in de omgeving geen bomen te bekennen.

We zwerven later in de middag rond op de wegen en zien Purperreigers, Schreeuwarenden, Arendbuizerden en een Bastaardarend. In de bomen Kleine Vliegenvangers. Terug in de stad krijg ik nog een herkansing voor de Roodvoorhoofdkanarie maar het lukt niet echt om ‘m goed in beeld te krijgen. In de dennenbossen roept een Bosuil.

Woensdag 24 september: reis naar BatumiSoan en ik rijden vandaag met Gennadi naar Batumi, de anderen zijn eerder al vertrokken. Via Bordzjomi terug, naar Kashgurie, Zestaponi en Samtredia. Onderweg bezoeken we nog even de markt en slaan we nog wat proviand op voor de groep.
Eerst rijden we door bergen naar de vallei van de Rioni toe. Het is bar slecht weer, met onophoudelijke regen. Wanneer we in de middag over de rivier rijden ziet het er niet zo fraai uit, het water kolkt woest onder de brug door, er liggen veel dode takken en boomstammen in. Het ziet er erg naar overstroming uit. Wanneer we uiteindelijk in Batumi aankomen en uitstappen om onze eerste blik op de Zwarte Zee te werpen is er een ware storm uitgebarsten. Gigantische golven slaan te pletter aan de oever, verderop zijn er beschadigingen aan de boulevard en er valt ook een dode te betreuren. In Batumi zelf lijken we een andere wereld te zijn binnengereden. De gebouwen zijn nieuw en groots opgezet. Hier wordt geïnvesteerd en lijkt alles nieuw en modern. Overal wordt er gebouwd en veranderd. We overnachten in Hotel Kasbegi waar een mooie vacature voor loodgieter en electriciën zou kunnen uitgeschreven worden.

Donderdag 25 september: vogel spotten in de delta
Na een basic ontbijtje starten we onze dag in de delta van de rivier. We zullen wat alternatiefs moeten verzinnen vandaag, want door de hevige regen zijn overal plassen ontstaan op de landwegjes waardoor het soms niet zichtbaar is of het wel veilig rijden is. Wanneer we even later onder de peilers van een brug reigers en meeuwen aan het spotten zijn, bemerkt Tineke een valkje op een verre elektriciteitsmast. Bij nader toezien tellen we 17 Roodpootvalken, blijkbaar aan het uitrusten na de onmogelijke dag van gister.

Later belanden we op een vuilnisbelt, waar we mogelijk gieren zouden kunnen zien. Het lijkt wel een derdewereldplaatje, te midden van rokende hopen afval lopen koeien naar wat eetbaars te zoeken. Grauwe mannen verzamelen plastic flessen in manshoge zakken, onze eerste waarneming van recyclage. We voelen ons niet echt welkom en de lucht die we inademen maakt ons niet vrolijker. In de struikjes rondom dit gebied zien we wel veel klauwieren en Tapuiten, een Hop en doortrekkende Visarend en Kiekendieven. Later lopen we op de boulevard langs de Zwarte Zee. Er is veel schade en met man en macht wordt er opgeruimd. We zien nog Steppevorkstaartplevieren en hun kleinere broeders, de Kleine Plevier. Op de rand van de stadsvijver zitten flirtende IJsvogels. Ze zijn zo druk met elkaar dat Hans ongestoord kan filmen. De Reuzenzwartkopmeeuw doet eerst wat discussie opwaaien over zijn echte identiteit en laat ons met een vraagteken achter.

We lunchen bij een familie die een homestay uitbaat en gewoon is om voor grotere groepen te koken. Een chique datsja, met ook wel heerlijk eten. De thee wordt in een gouden kan uitgeschonken!!! Daarna gaan we voor het eerst naar de telpost die even hogerop ligt. Vandaag is een Zwarte wouwendag, maar ook Kiekendieven allerlei en Steppebuizerden vliegen gestadig door het beeld van onze kijkers. Vanachter de verre bergen uit Rusland komen ze aanvankelijk als stipjes aangevlogen, maken soms een bel op de thermiek en zweven dan traag verder. Deze dag compenseert een beetje de kalmte van de vorige dagen.

Vrijdag 26 september – vogeltelpost
We staan om half acht buiten en ontbijten weer in de homestay. Daarna beklimmen we de berg naar de uitkijkpost. De trek komt traag op gang, eerst met Steppebuizerds en Zwarte Ooievaars, daarna komen de grote jongens; de Steppearenden, Slangenarenden, Dwergarenden en Bastaardarenden zeilen in grote getale voorbij, majestueus, We leren het vakjargon zoals 'koplampen','boa's en ‘komma’s’.

Na een heerlijke picknick, waarbij het lijkt alsof er ook een zwerfhond bij geleverd is om de restjes op te eten, gaan we (de dames) Batumi-stad in. We willen per se een postkantoor vinden om er mooie postzegels te kopen maar dat lijkt hier even moeilijk te vinden als een roze olifant. We geven onze queeste op en genieten van al het Georgische wat op ons pad komt. De avondmarkt is pas een echte kennismaking, we geven onze ogen de kost.

 

Zaterdag 27 september: vogeltelpost
Weekend en we staan weer boven op de berg. Rond 10 uur begint de trek goed op gang te komen. Het begint met wouwen en zwarte ooievaars, er ontstaan meer en meer grote bellen met honderden vogels.
Jos legt ons alle verschillen uit tussen de schreeuwarend en de steppearend, er zeilen af en toe slangenarenden over. Fascinerend blijft het, ook al zie je er zo veel. Het is vandaag weer erg helder weer, in de verte zien we weer de suikertoppen van de Hoge Kaukasus, aan het eind van de strandlijn zien we Poti, de grote havenstad.Om één uur komt er opnieuw een gouden lunch aan met puree, sjasliek, erwtensalade en verse groentes. (de hond is er ook weer, hij heeft aan ons een blijvende herinnering, denk ik). Daarna gaan we nogmaals naar Batumi, we willen perse even zwemmen in de Zwarte Zee. Het water blijkt nog lekker warm, er zijn nog wat baders en zonneaanbidders. Druk kan je dit echter niet noemen.

Aan de kade liggen vrachtschepen te wachten om gelost te worden. Zo bevat het open ruim van de Abu Karim een lading hooi, waar tot onze verbazing ook een Arendbuizerd een uiltje aan het knappen is. We eten 's avonds weer bij de familie van de homestay, er zijn dumplings, vis, aubergines, kippenpootjes, teveel om op te noemen.

Zondag 28 september: inpakken en wegwezen
Onze laatste dag in Georgië. Eerst gaan we langs de zeerand lopen om watervogels te kijken. Op zondag gaan de mannen hier graag jagen, we horen voortdurend harde knallen, later zien we ook 'de-compleet-uitgeruste-jager-in camouflage', geen prettig gezicht. Het doet me denken aan de beelden uit Donetsk, waar niet op vogels maar op mensen wordt geschoten. Als geschenkje krijgen we nog het Klein Waterhoen te zien, een vogel met prachtig verenkleed, dat schuw tussen de rietbegroeiing scharrelt. Er vliegen Purperreigers, maar door het vele knallen kunnen ze nergens hun rust vinden. Ons laatste ontbijt bij de familie, daarna nemen we hartelijk afscheid. We rijden een eind langs de kust en gaan in Urup de delta stroomopwaarts volgens naar Tbilisi. Hier is het rustig, want het hele gebied behoord tot het Kolkheti National Park. Er is nog steeds een stevige wind maar uit de verkeerde richting, zuidelijk. Alle trekvogels krijgen het zwaar te verduren. We zien ook hier weer prachtige Grauwe, Bruine en Steppekiekendieven. Gedurende de dag stoppen we nog diverse keren, maar het weer verslechtert waardoor we niet zo heel veel interessante waarnemingen meer doen. De weg wordt breder en beter, maar er wordt hard en gevaarlijk gereden. Ondanks dat het zondag is, zijn er veel mensen ergens naar toe onderweg. Zomaar langs de drukke weg staan honderden mensen die hun zelfgekweekte tomaten en pompoenen proberen te slijten. In de avond komen we aan in Tbilisi. We overnachten in hetzelfde hotel als toen we aankwamen en eten er ons laatste avondmaal. Morgenochtend trekken ook wij naar huis toe…

Verslag door Frieda Pillen, november 2014
Foto’s van Soan Lan Ie (vogelfoto’s van Jos van Oostveen)